Menagerie 't Loo Voorburg

1749 - 1786

De Voorburgse Diergaarde van stadhouder Willem V

Voor veel mensen zal het een verrassing zijn te horen dat er een dierentuin op Voorburgs grondgebied gelegen heeft. Het is dan ook meer dan 250 jaar geleden dat hier exotische dieren als olifanten en orang-oetans rondliepen. De geschiedenis van de diergaarde begon in het jaar van de geboorte van Willem V, 1748, toen zijn vader, stadhouder Willem IV, in Voorburg een landgoed kocht met twee huizen, de Groote Loo en de Kleine Loo.

Stadhouder Willem IV (de grootvader van koning Willem I) kocht De Groote Loo, één van de oudste grafelijke bezittingen in Voorburg, voor de somma van 60.000 gulden in 1748. Het Thuys ter Loe werd omschreven als een buitenhuis (een omgrachte edelmanswoning) met een woonvleugel en een hoektoren die als duiventoren dienst deed, stalling en koetshuis met 15 roeden land. Voor 30.000 gulden werd de prins ook eigenaar van de Kleine Loo. Het rijk van bomen voorziene Kleine Loo grensde aan het even weelderige landgoed Het Grote Loo in Voorburg, met de Loolaan als oprijlaan. Het Grote Loo lag op de plek waar nu de Reuvenslaan ligt; naast de huidige Mgr. Van Steelaan, ten zuiden van het spoorviaduct; er staat nu een flat.Het Kleine Loo lag aan de (huidige) Bezuidenhoutseweg, vlak tegenover Huis ten Bosch. Willem liet de tuinen verfraaien met doolhoven, vijvers met waterlelies en exotische vissen en begon al snel met de aanleg van de diergaarde (in 1749). Dit was het begin van de oudste dierentuin in Europa. In het begin werd alleen een 'fasanterie' (fazantenkwekerij) aangelegd. De eerste vogelkooien, voor de 'fasanterie' kostten meer dan 45 gulden. De grotere dieren bleven voorlopig in de 'menagerie' op Paleis Het Loo bij Apeldoorn.

Na de dood van Willem IV in 1751 breidde zijn weduwe, Prinses Anna van Hannover, de dierentuin te Voorburg voortdurend uit tot Willem V zelf oud genoeg was om zich ermee te bemoeien. Zij waren beiden zeer geïnteresseerd in de natuurlijke historie.

Onder Willem V groeide de diergaarde uit tot een internationaal befaamde 'menagerie'. Vooral onder wetenschappers genoot de diergaarde veel aanzien, vanwege de vele zeldzame dieren die hier voor het eerst in Europa te zien waren. Vrijwel alle dieren kreeg Willem V als relatiegeschenk. Veelal kwamen ze naar De Voorburgse Loo met schepen van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie). Hij kreeg in de loop der jaren een Oost-Indische krokodillendoder, een Afrikaans mormeldier, een Bengaalse luiaard, een Amerikaanse bosduivel en vele andere roofdieren, apen, herten en exotische vogels.

Vermakelijk is wel het verhaal van een uit Borneo afkomstige vrouwtjesorang-oetan die, na aankomst, tijdelijk werd ondergebracht bij Arnout Vosmaer, een van de beheerders van de prinselijke menagerie. Zij zag kans zich los te maken en vond op de zolder een fles Malaga, ontkurkte die, dronk de fles geheel leeg en zette hem weer keurig netjes terug op z'n plaats.
De dieren bleven tot 1786 op De Loo. In dat jaar werd de stadhouderlijke familie door de politieke situatie gedwongen naar veiliger oorden uit te wijken. De menagerie werd opgeheven, de dieren werden deels overgebracht naar Het Loo in Apeldoorn.


Verzamelwoede
Stadhouder Willem V kreeg veel dieren ten geschenke. Zo schonk in 1765 Theodoor van Marcelis een groot aantal dieren aan de stadhouder, afkomstig uit Suriname, waaronder een 'schildvarken, een bannanevogel en een boschhond'. Het merendeel van de dieren in de diergaarde was afkomstig uit Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Er waren geen spectaculaire grote roofdieren.
Wel waren er kleinere roofdieren, apen, herten en veel exotische vogels.

Het sterftecijfer onder de dieren was zeer hoog. Het genoegen van de bewonderaars ging boven het welzijn van de veelal uit tropische gebieden komende dieren. Die stierven in grote aantallen in dit grillige klimaat. De meesten overleefden de lange reis al niet. En wanneer ze in een dierentuin aankwamen leefden ze, vaak ook door gebrek aan kennis over hun eet- en leefgewoonten, meestal niet lang. De diergaarde van de stadhouder was hierop geen uitzondering. Maar de directeur van de dierentuin, Arnout Vosmaer, had hier niet zo veel problemen mee als men zou verwachten. Hij was namelijk tevens directeur van de stadhouderlijke natuur- en kunstkabinetten. Na hun dood werden de dieren opgenomen in het kabinet en daar ontleed, opgezet en bestudeerd.


Het einde van de diergaarde.

Tot 1786 bleven de dieren in Voorburg. Willem V en zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen vertrokken naar het andere Loo bij Apeldoorn. Ook de dieren, waaronder de juist gearriveerde Indische olifanten Hans en Parkie, verhuisden mee. In november 1786 werden de laatste dieren verhuisd door de Haagse expediteur Dankaerts voor ƒ 373,85.

In 1795 vervielen de bezittingen van de stadhouder, inclusief het kabinet en de menagerie, volgens het krijgsrecht aan de Franse republiek. Willem V vluchtte naar Engeland. De nog levende dieren - veel smakelijke vogels waren inmiddels opgepeuzeld - werden als oorlogsbuit overgebracht naar Parijs. Toen er in 1813 een einde kwam aan de Franse overheersing, was geen van de gestolen dieren nog in leven. De dieren waren verorberd of een natuurlijke dood gestorven.


Op de achtergrond van één van de schilderijen die van “t Loo zijn gemaakt is Huis ten Bosch te zien met op de voorgrond de vele dieren van de stadhouder, waaronder het ‘Breedsnuitig Varken, of Boschzwijn’, dat in 1765 van Kaap de Goede Hoop was gekomen, een ‘Gnou’, een Amerikaanse ratelslang en een Orang-oetan.

 

Een tuinkoepel en een monumentaal hek aan de Bezuidenhoutseweg, honderd meter voorbij de Carel Reinierszkade. Dat was alles wat tot het begin van de jaren zestig restte van de eens in een lusthof gelegen deftige buitenplaats Het Kleine Loo. In 1961 besloot de Haagse gemeenteraad de tuinkoepel op te offeren aan het uitbreidingsplan Mariahoeve.

Wat er nu (2021) nog herinnert aan deze menagerie is een monument met diverse dieren en verschillende houten beelden in park ‘t Loo in Voorburg.