Burgers’ Dierenpark                  's Heerenberg

30 maart 1913-1923

I n 1894 kocht Johan Burgers een stuk grond in 's Heerenberg waarop hij begon met het verzamelen van fazanten. Na een aantal uitbreidingen stelde Johan Burgers op verzoek van vrienden en kennissen zijn privé collectie dieren in zijn woonplaats op 30 maart 1913 open voor het publiek. Deze collectie dieren lag in het Gelderse plaatsje ‘s Heerenberg op de hoek Peeskesweg en Schaapskooiweg.

Oorspronkelijk hield Johan Burgers achter zijn slagerij in de Oudste Poortstraat allerlei vreemde dieren. Hij fokte ermee en verkocht zijn winkel aan de firma Witte. Daarna bouwde hij 'de Vogelweide' aan de Peeskesweg en betrok daar een huis in 1907.

 

“Fazanterie Buitenlust” (zoals Johan Burgers zijn dierencollectie noemde) groeide in ’s Heerenberg uit tot een dierentuin en was eigenlijk het begin van Burgers’ Dierenpark in Arnhem. Want tien jaar later kon Burgers de beschikking krijgen over een groot terrein bij Arnhem, waar hij zijn opvattingen over het houden van dieren in de praktijk kon brengen.

 

Bij de ingang van fazanterie “Buitenlust” stonden twee stenen leeuwgestalten. De entrée bedroeg toendertijd tien cent voor kinderen en twintig voor ouderen. (Ondanks dat dat nu nog minder dan 5 eurocent is was het in die tijd een heel bedrag!) Er liepen bulldogs rond, die bij de bewaking van het uitgestrekte terrein hielpen. Er waren eenden- en zwanenvijvers.


De heer Burgers zelf was een bekwaam dierfokker, hij fokte een verzameling fazanten en pauwen, die volgens kenners de mooiste van de wereld moest zijn. Veel dierparken betrokken regelmatig sier- en pluimgevogelte uit 's-Heerenberg. Er waren bonte pauwen, witte, Javaansche, blauwvleugelige en blauwe, flamingo's en Egyptische Nijlganzen. Er waren wilde zwijnen, vossen, wolven, lama's, moufflons, kamelen, bisons, antilopen, zeeboe's, dassen, Tedalschapen, beren, leeuwen en leeuwinnen.

 

Bijzonder was dat Burgers toen al bezig was met nieuwe ideeën over het houden van dieren. Bij bijvoorbeeld de kamelen en manenschapen wist hij een soort “oosterse” sfeer te creëren. Ook werden de stallen van de wolven afgedekt met een soort rotsen. Voor het Tedalschaap waren 'rotsen' gebouwd. Men experimenteerde er met kruisingen en acclimatiseerproeven.

Hij trok veel bezoekers, vaak ook groepen. Toen hij de weg van 's-Heerenberg naar zijn complex niet verhard kon krijgen waardoor de bereikbaarheid van de dierentuin zeer moeilijk was, vertrok hij met zijn dieren naar Arnhem, van welke stad hij al een uitnodiging had ontvangen. In 1923 verhuisde het dierenpark dan ook vanuit ‘s Heerenberg naar Arnhem.