Noorder Dierenpark Emmen
27 -05-1935 – 31-12-2015
Het Dierenpark Emmen, voorheen het Noorder Dierenpark geheten, opende op 27 mei 1935 (Hemelvaartsdag) haar poorten. Oprichter was Willem Sjuck Johannes Oosting, roepnaam Willem. Hij werd geboren op 9 september 1906. Op de vraag wat hij later wilde worden antwoordde hij al op zes jarige leeftijd: " Directeur van Artis". Willem was bezeten van dieren, een liefde die door de jaren heen alleen maar sterker werd. Al op jonge leeftijd kreeg hij van zijn vader een auto waarmee hij vele dierentuinen in binnen en buitenland bezocht. Langzamerhand ontstond zijn plan om zelf een dierentuin te beginnen. Hij besprak het met zijn familie en die hem daarin wel financieel wilde steunen. Het was een louter particuliere onderneming, met familiegeld en min of meer op familiegrond gebouwd.
Deze grond lag aan de oostelijke kant van de Hoofdstraat, achter de "bovenmodale" woning van Rudolph Otto Arend van Holthe tot Echten en zijn vrouw Maria Digna Oosting (1853-1916). Zij was een tante van Willem. Toen Maria Digna in 1916 overleed konden de ouders van de tien jaar oude Willem een deel van deze grond kopen. Het gezin Oosting trok datzelfde jaar in de woning. Een aantal jaren later toverde Willem hier een groot deel van de familiegrond om tot een heus dierenpark en verwezenlijkte daarmee zijn jongensdroom. In de herfst van 1934 begon Willem Sjuck met de aanleg van "zijn" dierenpark in de tuin van zijn ouders, Jan Oosting en Maria Anna Aleida (Lei) Oosting-Oosting, Willem vond toen al dat dieren in een dierentuin in een zo natuurlijk mogelijke omgeving gehuisvest moesten worden. Dit had hij gezien in de dierentuin van de Duitser Carl Hagenbeck. Het "Hagenbecks Tierpark" in Hamburg was een voor die tijd uiterst modern park. In dit vooruitstrevende park kon het publiek de dieren al aanschouwen zonder tralies tussen hen en de dieren. Deze dierentuin leverde dan ook een grote verscheidenheid aan dieren. Veel dieren kwamen aan per trein. Zo reden op 23 mei 1935 vrachtauto’s af en aan van het station naar het dierenpark op de dieren te brengen die de dag er voor per trein waren gearriveerd. Maar veel eerder was het eerste dier al gearriveerd. In oktober 1934 kreeg een vos al zijn plekje in de dierentuin.
De opening van het dierenpark in Emmen was niet onopgemerkt voorbij gegaan. Op deze Hemelvaartsdag (27 mei 1935) kwamen er maar liefst 5000 mensen naar Emmen! De dierentuin werd snel bekend en het bezoekersaantal overtrof alle verwachtingen. Soms kwamen er zoveel dat er speciale trams ingezet moesten worden. Blikvanger in het park werd een metershoge "rotspartij", die was gemaakt van cement en gaas die bestemd was voor de "steenbokken". De bewoners waren echter geen steenbokken maar manenschapen. Maar de favoriet was het caviadorp. In 1936 arriveerden de eerste olifant en ijsberen. Al vrij snel konden de naast het park gelegen percelen worden aangekocht. In 1938 werd het naastgelegen sportcomplex aangekocht om een “wildpark” te maken. Het Wildpark opende al op 26 mei 1938.
Willem Oosting trouwde in 1938 met Tineke Bosma, die tuinarchitect was. Door haar beroep kon zij veel aandacht besteden aan het groen in het park. Willem en Tineke bewoonden in eerste instantie een woning aan de noordkant van de entree. Hier werd in 1938 hun dochter Aleid geboren die later het roer zou overnemen.
Ongeveer een jaar later was hun nieuwe woning, die ongeveer 100 meter zuidelijker kwam te staan gereed. Later diende het grotendeels als kantoor voor de directie en de administratie. Beneden was een pannenkoekenrestaurant gevestigd. Voor het witte huis lag een groot gazon dat op drukke dagen als fietsenstalling werd gebruikt.
De entree van het park bevond zich op de stoep van de Hoofdstraat.
Bezoekers moesten eerst een lang, aan weerszijden met gaas afgeschermd pad
volgen voor ze het eigenlijke Noorder Dierenpark bereikten. Aan de ene
kant van dat pad lag de tuin van de familie Oosting, aan de andere kant
die van de familie Hospers.
Tweede Wereldoorlog:
Vanzelfsprekend brak door de Tweede Wereldoorlog een moeilijke periode voor het dierenpark in Emmen aan. Echte hongersnood heeft Drenthe tussen 1940 en 1945 niet gekend, maar het was zeker niet altijd eenvoudig om aan genoeg voedsel voor de dieren te komen. Daarom werden soms pasgeboren bizons en kamelen vetgemest om aan de leeuwen, tijgers, wolven en hyena’s te voeren. Voor onderduikers (de eersten werden in 1942 opgevangen) bood het Noorder Dierenpark een ideaal toevluchtsoord. Het meest werd gebruik gemaakt van de zolder van de wilde dierengalerij.
Na de Tweede Wereldoorlog brak voor het Noorder Dierenpark een echte bloeiperiode aan. Er waren jaren waarin zo'n 250.000 mensen het park bezochten, terwijl het maar zeven maanden van het jaar geopend was. Bovendien was Drenthe toen nog zeer dunbevolkt. Het Noorder Dierenpark was zonder twijfel de grootste trekpleister van het hele Noorden.
In 1947 werd het dikhuidenhuis geopend dat olifanten, nijlpaarden en tapirs onderdak gaf. De eerste (Sumatraanse) tijgers arriveerden in 1960 die werden gehuisvest in een ook in dat jaar gerealiseerde grote kooi. Het zelfde jaar werd het doolhof onder andere vervangen door een combiverblijf voor gibbons en zeehonden.
Eind jaren ’60 begon het bezoekersaantal echter terug te lopen. De redenen daarvan waren divers: meer dagattracties, toenemend autobezit, meer vakanties in het buitenland en een kritischer houding van bezoekers. Door de terugloop van de kaartverkoop werd het steeds moeilijker om nieuwe publiekstrekkers te realiseren. Ook ontving het park als familiebedrijf geen overheidssteun. Als gevolg van dit alles kon zelfs het onderhoud op den duur niet meer naar behoren worden uitgevoerd.
De familie Rensen:
Door de teruglopende bezoekersaantallen raakte oprichter Willem Oosting volkomen gedesillusioneerd en wilde het park verkopen. Hij was echter niet de enige eigenaar. Zijn zuster Digna Gerritzen Oosting was na het overlijden van hun ouders voor de helft mede-eigenaresse geworden. Zij wilde het park absoluut niet verkopen, maar behouden voor zowel de familie als voor de Emmer gemeenschap. Bij eventuele verkoop was Willem Oosting statutair verplicht om zijn aandelen aan de familie aan te bieden. Digna Gerritzen Oosting ontbraken
echter de financiële middelen voor de aankoop.
De toenmalige president-commissaris van het park, het kamerlid mr. Harm van Riel, had inmiddels Aleid, de oudste dochter van Willem Oosting, en haar echtgenoot, de architect Jaap Rensen, benaderd met de vraag of zij bereid waren de directie over te nemen. Na enige aarzeling voelden zij daar wel voor.
Begrijpelijkerwijs wilde de gemeente Emmen het park ook graag laten voortbestaan. Zelfs in die moeilijke periode was het namelijk toch nog goed voor zo’n 200.000 bezoekers. De gemeente kwam na uitvoerige onderhandelingen met de familie Oosting overeen dat Digna Gerritzen de aandelen van haar broer Willem zou overnemen en dat zij deze aandelen dezelfde dag aan de gemeente Emmen zou doorverkopen.
Zo werd het Noorder Dierenpark in augustus 1970 voor de helft gemeentebezit en voor de helft familiebezit. Jaap en Aleid Rensen namen de directie op zich en maakten plannen om het park drastisch om te vormen. De gemeente Emmen verklaarde zich bereid hierbij hulp te bieden. Deze hulp zou voornamelijk bestaan uit het verstrekken van gemeentelijke garanties voor leningen die het park moest afsluiten.
Werelddelen en educatie:
Jaap en Aleid Rensen begonnen in september 1970 met de reorganisatie van het park. Hoofddoelen werden educatie en een nieuwe indeling van het park in werelddelen. In die jaren waren dierenparken nog ingericht naar diergroepen. Er was een vogelhuis, apenhuis, dikhuidenhuis en een roofdierengalerij. In zo’n roofdierengalerij leefden bijvoorbeeld Afrikaanse leeuwen zij aan zij met Aziatische tijgers en Amerikaanse poema’s.
Jaap en Aleid kozen voor een geheel nieuwe indeling: een geografische. Zo kwam er een Afrikaans gebied, een Amerikaans gebied, een Aziatisch gebied en een Europees gebied, die elk een eigen gebouw kregen. Jaarlijks konden er echter maar een paar oude onderkomens vervangen worden, zodat de herindeling vele jaren in beslag nam. Na de eerste verbouwingsronde vond op 31 mei 1971 de heropening plaats.
In het eerste jaar daarna trok het park maar liefst 325.000 bezoekers. De nieuwe formule sloeg blijkbaar aan. Alle reden dus om op de ingeslagen weg voort te gaan. Maar het liefst in een wat hoger tempo en op een wat grotere schaal. Daarvoor was echter meer financiële armslag nodig. Deze steun kwam van de overheid. Diverse projecten kwamen van de grond. In 1972 werd het tropisch aquariumgebouw “Onder de waterspiegel” geopend en in 1974 werd het wildpark omgevormd tot Savanne, dat plaats bood aan verscheiden Afrikaanse diersoorten, waaronder neushoorns, giraffen en zebra’s. In 1977 verdwenen de leeuwen uit het park maar werden wel het zeeleeuwenbassin en de Zuid-Amerikaanse vogeltuin geopend. Het Afikahuis werd in 1980 geopend. In datzelfde jaar werd de uilen ruïne gebouwd. Het grootste project dat mede dankzij zo’n subsidieregeling tot stand kwam was het Biochron, een groots opgezet museum over de geschiedenis van leven op aarde. De bouw hiervan begon in 1981 en in 1982 was het eerste onderdeel Biochron is gereed: een enorm haaienbassin gevuld met 480.000 liter zeewater waarin de citroenhaaien op enkele centimeters van de bezoekers zwommen. Op dat moment het grootste aquarium van Nederland.
Overigens heeft het Noorder Dierenpark voor alle vernieuwingen de benodigde financiën grotendeels zelf opgebracht.
In 1983 nam de directie de beslissing om de ijsberen uit de collectie te halen. Koningin Beatrix opende op 30 mei 1985 officieel het Biochon met daarin de beroemde Vlindertuin. Het hele project resulteerde in het feit dat in 1986 voor het eerst meer dan een miljoen bezoekers de dierentuin bezochten. Ondanks dat bleven de verbouwingen doorgaan. 1987 werd de hof van Heden geopend, in 1988 het nieuwe olifanten verblijf, in 1989 opende het nieuwe panter- en servalverblijf. Een super mooi project werd in 1990 geopend. Het nieuwe nijlpaarden verblijf; het grootste van Europa. De opening van het Aziehuis en het nieuwe tijgerverblijf vond plaats in 1991. Een groot sloopproject vond plaats in 1992. Het kraagberenverblijf, de roofdierengalerij en het oude tijgerverblijf maakte plaats voor kodiakberen en het Americasa. Dat het nieuwe olifantenverblijf een succes was bleek uit de geboorte van het eerste olifantje in 1992. De eerste uit een reeks van vele.
Het volgende gebied dat werd opgeleverd (in 1993) was het Afrikaanse merengebied met daarin vernieuwde onderkomens voor roze pelikanen, maraboe’s en ringstaartmaki’s. In hetzelfde jaar werd een nieuw colobusapenverblijf aangelegd en werd een nieuwe dinosaurustentoonstelling in het Biochron geopend. In het Biochron werd het volgende jaar de vlindertuin uitgebreid en een tentoonstelling “opkomst der zoogdieren” geopend. In 1994 werden ook jet nieuwe kodiakberenverblijf en buitenperk van de olifanten bul in gebruik genomen. Als laatste werelddeel werd in 1995 het “Americasa” geopend.
Aan het concept van indeling in werelddelen werd in 1995 de laatste hand gelegd. Het hele park was toen ingedeeld in werelddelen met daarin de dieren die er van oorsprong ook thuishoorden.
De indeling in werelddelen was niet het enige waarin het park zich van andere dierentuinen onderscheidde. Het meest opvallend was de grote rol die educatie in het park speelde. Eigenlijk kon er niet meer gesproken worden van een dierentuin, maar zou de term "een levend museum over de levende natuur" de lading beter dekken. Het park kende naast een aantal musea eveneens vele kleine exposities. Door alle vernieuwingen steeg het bezoekersaantal sterk.
Met de voltooiing van het werelddelen concept nam het echtpaar Rensen in 1995 afscheid als directie van het Noorder Dierenpark.
Onder leiding van de nieuwe directeur Henk Hiddingh, werden er nog wel diverse kleine aanpassingen in het park doorgevoerd. Zo werd in 1997 het rattenriool geopend en het kassencomplex “hof van heden” werd omgebouwd tot “plantenrijk”. In 2000 werd er een nieuw citroenhaaien bassin aangelegd in het Biochron.
Noordbargeres:
Door de vele bouwactiviteiten die de laatste twintig jaar hadden plaatsgevonden naderde het park de grenzen van haar groei met rasse schreden. Het park kon in geen enkele richting uitbreiden. Aan de voorkant lag de Hoofdstraat, links en rechts lagen de Minister Kanstraat en de Sterrenkamp en aan de achterzijde lag de begrenzing bij de spoorlijn Emmen Zwolle.
Ook was er op grootscheepse schaal in de grond gebouwd waar bijvoorbeeld het onderwaterleven, de nachtverblijven en technische ruimten kwamen maar ook tentoonstellingen werden ingericht.
Al vanaf 1993, nog onder de directie van de familie Rensen, werden mogelijk- heden onderzocht hoe verder te gaan. Behoudens het ruimte probleem speelde ook het probleem van de bereikbaarheid van het park een rol. Bezoekers moesten hun auto's ver van het park parkeren hetgeen de klantvriendelijkheid niet ten goede kwam.
Al deze problemen dienden opgelost te worden door hun opvolger, de heer Henk Hiddingh die de familie Rensen was opgevolgd als directeur. Henk was sinds 1983 verbonden aan het park en al enige jaren lid van de directie. Hij kreeg als directeur de leiding over zo’n 180 medewerkers. Het kleine familiebedrijf van toen was groot geworden.
Eén van die opties om de problemen op te lossen was om een deel van de Noordbargeres in te richten als uitbreiding. Vooruitlopend daarop werd in 1999 langs de Hondsrugweg een parkeerplaats gerealiseerd die geschikt was voor het stallen van 1.500 auto’s. Om de bezoekers snel en veilig in het park te doen komen werd ook onderzocht hoe dit gerealiseerd kon worden. De keuze viel op de Traverse, een loopbrug die beide delen van het park zou gaan verbinden. De bouw startte in 1999 en was in 2000 gereed. Op de Noordbargeres (Es) werd op een stuk van zes hectare (van het in totaal 38 hectare omvattende uitbreidingsplan) het eerste deel van de uitbreiding gerealiseerd. De ruimte op de Es maakte het ook mogelijk, de dieren nog natuurlijker aan het publiek te tonen dan vroeger. Groepsdieren bijvoorbeeld konden er ook werkelijk in grote groepen gehouden worden. Playa Pingüinos was daarvan een mooi voorbeeld (geopend in 2002). Dit enorme verblijf bood plaats aan honderden Humboldt-pinguïns die zowel boven het water als onder water te bezichtigen waren.. Dit waren dan ook de eerste dieren die op de Es een nieuw verblijf kregen. Als publiekstrekker was hier ook "Het Waterpaviljoen" (Het Wallanganda) voorzien, waar de rol van water in de natuur op spectaculaire wijze aan het publiek zou worden uitgelegd. Het werd min of meer een mislukking. Het publiek stond er nog niet voor open en had vanaf het begin geen enkele aantrekkingskracht op kinderen.
Hoewel de uitbreiding in de looproute van het centrumpark naar de nieuwe parkeerplaatsen lag, was er (te) weinig behoefte om dit deel te bezoeken. Het ontbreken van aantrekkelijke speelvoorzieningen voor de kinderen deed zich nadrukkelijk gelden. De directie van het park zag dit ook in. De grote hal van Wallanganda werd omgebouwd tot een gigantische binnenspeeltuin in Maya-stijl. In de op 25 april 2007 geopende attractie met de naam 'Yucatan' waren ook enkele kleine diersoorten te vinden.
2002 was het jaar waar een groot project startte. De uilen ruïne, het fokcentrum, de pampa, het doodshoofdaapjeseiland en de verblijven van de wasberen, neusberen, stekelvarkens en flamingo’s werden gesloopt om plaats te maken voor “Het wilde westen”. Dit gebied met bizons en elanden werd in 2003 geopend. In 2004 werd “plantenrijk” omgevormd tot “oasia” en in 2006 werd een nieuw prairiehondjesverblijf geopend en een brug over het wilde westen gebouwd, inclusief een uilen volière.
In 2004 werd de naam van het dierenpark, Noorder Dierenpark, verandert naar Dierenpark Emmen.
In 2007, het jaar waarin de volledige manenrobbenkolonie van 27 dieren moest worden afgemaakt vanwege een tbc-besmetting, werden plannen bekendgemaakt die inhielden dat het dierenpark het centrum van Emmen zou verlaten om zich in zijn geheel te vestigen op de Es, waar een oppervlakte van 40 hectare beschikbaar zou komen; bijna drie maal zo groot als het huidige park. Samen met een nog te bouwen theater moest dit dierenpark een nieuw attractiepark gaan vormen. Eind 2007 werd bekendgemaakt dat de verhuizing uiterlijk in 2014 voltooid moest zijn. Dat werd uiteindelijk uitgesteld tot 2016.
Op 19 december 2008 ging de gemeenteraad van Emmen akkoord met de financiering en de verhuizing van het dierenpark en met de herontwikkeling van het centrumgebied van Emmen. De kosten van het megaproject werden inclusief verplaatsing van de dierentuin geraamd op minimaal 489 miljoen euro. De kosten voor het nieuwe dierenpark zouden 190 miljoen bedragen, waarvan 65 miljoen beschikbaar zou komen door verkoop van het oude terrein aan de gemeente Emmen. In mei 2010 stelde de minister van VROM, Huizinga, 8,5 miljoen euro beschikbaar voor de verplaatsing van het Dierenpark. In december 2010 becijferde adviesbureau Twynstra Gudde dat de verplaatsing naar de Es meer geld ging kosten waardoor de plannen moesten worden bijgesteld.
In 2012 kwamen er weer leeuwen in de collectie van het Noorder dierenpark; dit was echter met het oog op de toekomst in Wildlands, waar ze dan heen verhuizen.
Op 31 december 2015 sloot het Noorder Dierenpark voor de laatste keer zijn deuren. De dieren verhuisden naar het nieuwe Wildlands of naar een dierentuin buiten Emmen. Als eerste verhuisden de prairiehondjes op 17 november naar het nieuwe Wildlands en op 23 november verhuisden de citroenhaaien naar Engeland.
Op 18 juni 2016 werd het oude dierenpark geopend als een vrij toegankelijk stadspark met de naam “Rensenpark. Oud-directeur Aleid Rensen verzorgde “dan ook symbolisch de opening. In het oude Biochron was een atelier gevestigd en in de voormalige souvenirshop zat een edel smederij.
Het Biochrongebouw verkeerde in zeer slechte staat. Hier werd op 8 maart 2021 begonnen met de sloop van dit pand.